Daarnaast zorgen bomen, planten, grassen en struiken voor voedsel. Denk aan nectar, een belangrijke voedingsstof voor bijen. En bijen zijn onmisbaar voor de bevruchting van (fruit)bomen en –struiken.
Ook de bladeren en vruchten van bomen en struiken worden door veel vogels en insecten gegeten. Kortom: de beplanting in je tuin is voor het dierenleven van levensbelang. En dan met name inheemse planten. Dat zijn planten die oorspronkelijk in Nederland voorkomen. Daar worden vogels en insecten het vrolijkst van.
Toelichting
Beplanting en water
Een stuk grond met weinig planten droogt sneller uit dan een stuk grond waar veel bomen of planten op staan. Dat zit zo.
Bij droogte vormt de grond een harde korst. De aarde sluit zich om het vocht in de grond vast te kunnen houden. Deze beschermlaag heeft een belangrijk nadeel. Als het hard regent, kan de grond door die harde korst het regenwater niet opnemen. Het water stroomt daardoor in hoog tempo over de grond richting de laagste plek en belandt uiteindelijk in het riool.
Een stuk grond met bomen of planten vormt minder snel een korst. Planten houden immers water vast. Bovendien houden hun wortels de grond luchtig is, waardoor regenwater makkelijker de bodem in kan zakken (zie ook klimaatregel Tegels eruit, groen erin).
Beplanting en hitte
Fiets voor de aardigheid eens op een tropische zomeravond door een park. Wat merk je dan? Het is er een paar graden koeler dan op straat. Hoe komt dat?
Bomen verdampen vocht. Dat geeft verkoeling, net zoals de verneveling van water tijdens een dance festival of een kampioenschap van PSV. Daarnaast houdt een beplante bodem in de zomer de hitte minder vast dan een verharde bodem. Ga op diezelfde zomeravond maar eens met je rug tegen een muur aan staan of leg je hand eens op het wegdek. Dan voel je dat stenen, klinkers en asfalt warmte uitstralen. Ze warmen de stad op, vooral op dagen dat we juist behoefte hebben aan verkoeling.
Een grasveld dat je zelden hoeft te maaien
Gras groeit hard als het warmer is dan tien graden en als het vochtig is. Dat betekent dat je een ‘gewoon’ grasveld in de zomer bijna wekelijks moet maaien. Ben je geen liefhebber van grasmaaien? Dan is een kruidenrijk grasveld (ook wel bloemenweide genoemd) echt iets voor jou! Kijk voor meer informatie op de pagina Kruidenrijk grasveld.
Een kruidenrijk grasveld – een mix van (hogere) grassoorten en bloemen – is een lust voor het oog en bovendien goed voor de biodiversiteit. Het biedt bijvoorbeeld schuil- en overwinteringsplaatsen voor allerlei insecten en vlinders. Ook levert het van voor- tot najaar nectar en stuifmeel. Vlinders, bijen, zweefvliegen en veel andere insecten voeden zich daarmee.
Ook ondergronds trekt een kruidenrijk grasveld leven aan. Denk aan regenwormen, slakjes en duizendpoten. Samen houden ze de bodem luchtig, waardoor regenwater makkelijker kan wegzakken. Verder helpen deze insecten plantenresten om te zetten in humus (goed voor de planten). En al die insecten – boven- en ondergronds – zijn weer voedsel voor andere dieren, met name vogels.
Een kruidenrijk grasveld maai je maar één of hooguit twee keer per jaar. Eigenlijk kun je beter spreken van hooien, met een zeis of een sikkel. Minder werk dus. Laat wat je afsnijdt een week of wat liggen, zodat het zaad eruit kan vallen. Het restant kan later op de composthoop of in de groenbak.
Bomen
Plant je een boom? Kies dan een soort die past op de plek waar je hem wil planten. Kijk goed naar de omstandigheden. Is het natte grond of droge grond? Is het een zonnige plek of juist niet? Kijk vooral goed naar de ruimte. Veel soorten worden te groot voor een stadstuin. Kies dus een soort die past bij de omstandigheden en die niet te groot wordt, of niet goed tegen snoei kan.
Knotbomen of leibomen zoals wilgen, lindes, elzen en veldesdoorn kunnen, als je ze geregeld snoeit, heel oud worden zonder dat ze te groot worden. Informeer je goed, want een boom plant je als het goed is voor vele jaren. Veel inheemse soorten (soorten die van oudsher in ons land voorkomen) zijn waardevoller voor bijen en vogels dan uitheemse soorten. Fruitbomen of sierfruitbomen zijn vaak een goede keuze. Die worden niet heel groot, kunnen goed tegen snoei en leveren door hun mooie bloesem en vruchten nectar en voedsel voor insecten en vogels.
Struiken
Heb je niet veel ruimte of wil je graag meerdere soorten in je tuin? Kies dan geen boom maar een of meer struiken (ook wel heesters genoemd). Voor een goede keuze gelden dezelfde aandachtspunten als voor bomen. Dichte struiken zijn vooral in stadstuinen waardevol voor vogels; ze bieden bescherming en broedgelegenheid en bovendien vaak voedsel, omdat ze bessen dragen of insecten aantrekken.
De meeste struiken kun je heel goed snoeien. In bijna elke tuin is wel ergens ruimte voor een of meer struiken. Dichte doornstruiken zoals meidoorn en vuurdoorn zijn heel waardevol voor vogels. Je kunt ze bovendien in allerlei vormen snoeien. Inheemse soorten zijn meestal waardevoller voor stadsdieren dan uitheemse planten. Kortom: kijk wat je mogelijkheden zijn en laat je goed informeren.
Wat is het effect?
Gevarieerde tuinbeplanting helpt water vast te houden voor tijden van droogte en vergroot de biodiversiteit. De bomen en struiken en het (kruidenrijke) grasveld leveren voedsel aan bijen en andere insecten (die op hun beurt vaak weer als voedsel dienen voor met name vogels) en rechtstreeks aan vogels en andere dieren.
Hoe ga je te werk?
1. Plant bomen of struiken
Verbeter de bodem
Als je bomen of struiken plant, is de eerste stap bodemverbetering, zeker als je de bomen of struiken plant op een plek waar eerst tegels of klinkers lagen. Bodemverbetering zorgt ervoor dat de grond luchtiger wordt (wortels hebben zuurstof nodig) en dat er voldoende humus (plantaardige voeding) in de bodem komt. Hierdoor kan het regenwater beter infiltreren.
Om de bodem te verbeteren gebruik je zoveel mogelijk plantaardig materiaal. Je kunt kiezen voor kant-en-klare bodemverbeteraars die het bodemleven activeren, of voor compost. Als je ieder voorjaar het snoeisel en de afgestorven resten van vaste planten klein knipt en door de grond werkt, of gewoon op de grond legt, hou je de grond luchtig en verbeter je de grond.
Plant bomen of struiken
- Maak een ruim plantgat, flink ruimer dan de kluit van de boom of struik, en zorg dat de grond in het plantgat goed los is.
- Meng de uitgegraven grond eventueel met de gekozen bodemverbeteraar. Let op: zet je planten nooit rechtstreeks in de bodemverbeteraar. Altijd goed doormengen met de aarde.
- Zorg dat de kluit goed nat is voordat je de boom of struik plant.
- Zet de kluit in de grond en vul het gat aan met de gemengde grond. Druk lichtjes aan.
- Na het planten geef je de planten voldoende water. Zo nodig dagelijks, als het in de week na het planten niet regent.
2. (Kruidenrijk) grasveld
- Voorbereiding
Bepaal de omtrek van je grasveld met stokjes en touw. - Maak de bodem luchtig
Pak een riek of een grelinette (woelvork). Een woelvork of woelriek is speciaal ontworpen om grond te breken en los te maken, zonder deze te keren. Zo blijft de bovenste (vruchtbare) laag bovenaan en blijft dierenleven dat dieper in de grond leeft op zijn plek. Dat is beter dan de grond omspitten en bovendien minder belastend voor je rug. - Verbeter de grond
Met een doe-het-zelf bodemanalyse (te koop in tuincentra) bepaal je de zuurtegraad van de grond. Is die te zuur? Voeg dan kalk toe. Is hij te basisch? Voeg dan tuinturf toe en verbeter de structuur met een bodemverbeteraar. Laat de grond een week of twee rusten en bemest hem daarna met gazonmest. - Effen de bodem
Hark de oppervlakte glad. Druk licht aan en maak de bodem goed nat voordat je gaat zaaien. - Kies je graszaad of kies graszoden
Vraag aan een hovenier of een medewerker van het tuincentrum wat de mogelijkheden zijn. - Zaaien
Zaai de helft van het graszaad in de lengterichting en de andere helft er dwars overheen. Hark de zaden de bodem in, niet dieper dan ongeveer 1,5 cm. Geef tijdens de kiemperiode voldoende en gelijkmatig water. Begin pas met maaien als het gras 8-10 cm lang is en maai niet te kort. - Graszoden leggen
Leg graszoden dicht tegen elkaar aan, rol of klop ze licht aan en geef ruim water. Vul kieren met tuinaarde zodat deze ook dichtgroeien. Wacht 3–4 weken met gebruik, zodat de zoden goed kunnen vastgroeien. Na ongeveer 6 weken kun je het gras voor het eerst bemesten.
Tips
- Kies de juiste soort
Sommige bomen en struiken houden van volle zon, andere van halfschaduw of schaduw. Ook de bodem (zandgrond of klei, droog of nat) speelt een rol. Kies dus een boom of struik die past op die plek. - Varieer
Hoe meer verschillende bomen- en plantensoorten, hoe gezonder je tuin en hoe groter de biodiversiteit. - Gebruik geen bestrijdingsmiddelen
We adviseren om geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Het is niet goed voor planten en dieren. En omdat het infiltreert in de bodem en vervolgens terecht komt in het grondwater. - Hou rekening met groei
Sommige bomen en planten worden uiteindelijk behoorlijk hoog en/of breed. Is je ruimte beperkt en/of zie je op tegen snoeien? Kies dan een soort die klein(er) blijft. - Vochtige tuin? Struiken!
Heb je een vochtige tuin? Denk dan eens aan een struik (ook wel heester genoemd). Grond die beplant is met struiken neemt tot wel drie keer zoveel water op als kale grond. Kies wel soorten die houden van een vochtige plek. - Plant bodembedekkers
Plant tussen je bomen en struiken bodembedekkers. Zo voorkom je dat de bodem uitdroogt en gevallen bladeren blijven er goed tussen liggen. - Vergeet de winterbeurt
Laat gevallen bladeren ’s winters liggen; vogels, egeltjes en andere (kleine) dieren zullen je dankbaar zijn. De natuur zet dit blad om in humus: voeding voor planten. Bovendien maakt humus de bodem luchtiger en gezonder. - Maai niet alles
Laat iedere keer dat je maait ongeveer vijftien procent van het gras staan. Op die manier hebben de insecten in je gazon nog steeds ‘woonruimte’. Zo vergroot je niet alleen de biodiversiteit, maar verbeter je ook de doorworteling van de bodem, waardoor de kans op verdroging afneemt. - Water: niet vaak, wel veel
Geef in lange droge periodes liever enkele keren veel water dan regelmatig een beetje. In periodes van droogte geef je ‘s avonds water. Zo voorkom je dat het water onmiddellijk verdampt en de bladeren verbranden. - Snoei in het voorjaar
Sommige mensen denken dat je uitgebloeide plantendelen in het najaar gerust kunt wegsnoeien, terwijl die juist bescherming bieden tegen de vorst. Snoei zo laat mogelijk in het voorjaar de uitgebloeide delen weg. Knip het snoeisel klein en laat het liggen als humus voor de grond. - Planten in toom houden
Als planten te breed worden, kun je ze met een schep afsteken of met een snoeischaar terugsnoeien. Grote planten kun je ook uitgraven, in tweeën delen en weer terug planten of weggeven aan vrienden of bekenden. - Gazon wil zon
Wil je een (kruidenrijk) grasveld? Leg het dan aan op een zonnige plek. Dan krijg je groener gras en minder mos. - Sprokkel zaden
Loop eens door de natuur. Misschien kun je daar zaad winnen van kruiden die je mooi vindt. Je hebt maar een beetje nodig. Als de kruiden zich thuis voelen in je tuin zaaien ze zichzelf uit. - Van gewoon naar kruidenrijk grasveld
Je kunt een gewoon grasveld stap voor stap (en met een beetje geduld) omvormen naar een kruidenrijk grasveld.
Meer informatie
- Kijk voor meer informatie over gevarieerde beplanting op de site van de Wilde Weelde.
- Op de site van tuinenstruinen vind je veel informatie, zoals bomen- en plantensoorten voor bijen en vlinders.
- Ook op de site van Vogelbescherming Nederland vind je nuttige tips, bijvoorbeeld over vogelvriendelijke beplanting en bessenstruiken die bij vogels populair zijn.
Hoe zit het met subsidie?
Voor de aankoop van bomen en planten geeft de gemeente Eindhoven geen subsidie. Echter, als je tegels vervangt door beplanting, kun je wél in aanmerking komen voor een subsidie van € 5/m2.
Kijk voor meer informatie op de subsidiepagina.